de Groene Amsterdammer

Literatuur Elena Ferrante – een enigma

Mijn naam mag niemand weten

18 augustus 2015 – Vandaag verschijnt De nieuwe achternaam, de Nederlandse vertaling van Elena Ferrante’s nieuwste roman. Anne Branbergen schreef een profiel van Italiaanse schrijfster die tegelijkertijd een internationaal fenomeen en een groot mysterie is. Later deze week volgen in de Groene een interview en een recensie.

Al 23 jaar weet niemand wie ze is, maar de internationale opmars van Elena Ferrante is onstuitbaar. De Italiaanse mysterieschrijfster is een fenomeen in Amerika, domineert de bestsellerlijsten in eigen land, en dingt op 2 juli mee naar de Premio Strega, Italië’s belangrijkste literaire prijs.

door Anne Branbergen

HAAR JEUGD in een ver buiten het centrum gelegen grauwe achterstandswijk van Napels is een nachtmerrie. Haar middelbareschooltijd op het verre gymnasium in de stad is een loodzwaar, eenzaam gevecht tegen de bierkaai van haar achtergrond. Haar vlucht de grote wereld in mislukt. De oneindige weg die ze aflegt naar een ander leven, een andere stad, de vele sporten omhoog op de maatschappelijke ladder dankzij een prestigieus huwelijk met een intellectueel uit een beroemde en machtige Toscaanse familie, haar eerste successen als schrijfster – het is allemaal tevergeefs.

Zodra de lokroep uit de hel van de slums van Napels weer klinkt is ze weg. Fatale Nino, die ze als puisterig, bebrild gymnasiummeisje niet kon krijgen, en Lila, ‘de geniale vriendin’ (die Nino natuurlijk wél kon krijgen), de twee onovertroffen helden van haar jeugd, roepen haar terug naar het verleden, terug naar de wijk, terug naar de achterstand, terug naar af.

De momenten waar het echt om draait in een mensenleven, dat zijn er maar een paar.

De gebeurtenissen waardoor we zijn geworden wie we zijn staan als een brandmerk in onze ziel geschroeid. We kunnen er nooit van los komen. Hooguit kunnen we ze beschrijven.

Dat is, in grote passen samengevat, het verhaal van De geniale vriendin van Elena Ferrante, de Napolitaanse sage die Amerika sinds vorig jaar in zijn ban houdt. Vier delen van samen een kleine zeventienhonderd pagina’s, in Italië als een mitrailleurvuur uitgebracht tussen 2011 en 2014, internationaal bejubeld op het allerhoogste niveau. The New Yorker, The Paris Review, The New York Times, The Economist, allemaal unaniem verrukt van The Neapolitan Novels, zoals de De geniale vriendin-cyclus is omgedoopt voor de Amerikaanse markt.

In Italië, het thuisland, staan deel 1 tot en met 3 al maandenlang in de bestseller-top-twintig. Deel 4, Het verhaal van het verloren kind, loopt zich warm langs de lijn. De Italiaanse lezers zijn nu zo’n beetje klaar met deel 3,Het verhaal van wie vlucht en wie blijft. Het is uitgesloten dat wie de eerdere delen heeft gelezen deel 4 kan weerstaan. Om het met The New Yorker te zeggen: ‘Als ik Elena Ferrante lees, zou ik nooit willen stoppen. Alles wat tussen mij en Elena Ferrante komt irriteert me – mijn werk, ontmoetingen in de metro, daily life hassle. Ik ben wanhopig als ik me van haar los moet scheuren. Hoe kan ik nu bijna nog een jaar wachten om te weten hoe het afloopt met de geniale vriendin?’

ELENA FERRANTE is al 23 jaar lang een Italiaans mysterie. Een vrouw, een man, een collectief? Haar pen is gedrenkt in het bloed en het vlees van een pijnlijk doorleefd vrouwenleven. Het is moeilijk uit te leggen waarom het zeker is dat dat zo is. De waarheid van een verhaal is een kwestie van gevoel. De waarheid van een identiteit is een andere kwestie.

Volgens dezelfde groep Italiaanse wiskundigen van de Universiteit van Rome die in 2000 in opdracht van NRC Handelsblad Marek van der Jagt ontmaskerde als Arnon Grunberg is Elena Ferrante de Napolitaanse schrijver Domenico Starnone. De vingerafdruk van Starnone, winnaar van de Premio Strega 2001, zou uit het vergelijkende tekst-analyseprogramma van professor Dario Benedetto naar voren zijn gekomen. Volgens Benedetto laat elke auteur onbewust een vingerafdruk na in zijn teksten. Zijn computerprogramma kijkt niet naar inhoud, betekenis of woordgebruik, maar alleen naar de opeenvolging en combinatie van letters. Het feit dat uit zijn programma De geschiedenis van mijn kaalheid van de onbekende debutant Marek van der Jagt als een onmiskenbare Grunberg-tekst naar boven kwam, was des te frappanter omdat het Italiaanse programma uiteraard geen Nederlandse tekst kon analyseren. Een puur mathematische kwestie dus, in 2000 direct bekroond door Grunbergs bevestiging.

En toch is Domenico Starnone niet Elena Ferrante, al speelt hij het spelletje met duivels plezier mee. Zo is zijn laatste roman, Lacci (Veters) uit 2014, een vette knipoog naar Ferrante’s Dagen van verlating, haar internationale doorbraak uit 2002. Dezelfde hoofdpersoon, de verlaten vrouw, die zich in een innerlijke dialoog richt tot haar afwezige man, die hun gezamenlijke project – een gezin, kinderen, de toekomst – verlaat voor de klassieke veel jongere vrouw. Maar toch is het niet Ferrante, die in de eerste zin schrijft: ‘Als jij het misschien vergeten bent, hooggeëerd heerschap, dan help ik het je even herinneren: ik ben je vrouw.’

Dat is niet Ferrante’s toon, ‘hooggeëerd heerschap’. Te pedanterig en te lollig ook. Kenmerkend aan haar toon en stijl zijn een bijna kinderlijke directheid, soms zelfs neigend naar plompverlorenheid. Humor of pogingen tot humor zijn in de verste verten niet te bekennen. Elena Ferrante schrijft niet, ze deelt mee. De kracht van haar verhalen zit niet in de stijl, maar in de invalshoek die ze kiest. Hoe ze aan het begin van De geniale vriendin het meisje naast haar in de schoolbank voor altijd als haar ultieme ijkpunt kiest, bijvoorbeeld: ‘Ik fixeerde me op de broodmagere benen van Lila, die altijd op het punt van wegsprinten leken te staan, en die ze voortdurend bewoog en rondschopte. Iets zei me dat als ik altijd achter haar aan zou blijven rennen, als ik haar pas zou weten bij te houden, ik de dreiging van de mankepoot-pas van mijn moeder, die zich in mijn hersenen had genesteld en die ik er niet meer uit kreeg, zou kunnen uitbannen. Ik besloot op dat moment dat ik me moest afstellen op dat meisje, dat ik haar nooit uit het oog mocht verliezen, zelfs niet als ze me vervelend zou vinden en me zou verjagen.’

En toch is Domenico Starnone niet Elena Ferrante, al speelt hij het spelletje met duivels plezier mee

Een heel andere verteltoon dan het Rotary-club-achtige ‘hooggeëerd heerschap’. Elena Ferrante schrijft in een bijna archaïsch, eigen, intiem Italiaans. ‘Decisi che dovevo regolarmi su quella bambina.’ (‘Ik besloot dat ik me moest afstellen op dat meisje.’) ‘Regolarmi’, nog nooit eerder in deze zin gebruikt in een Italiaanse tekst. En toch helemaal duidelijk. Een zelf­bedachte term die geen computertekstprogramma kan ontleden, hoe goed het de lettercombinaties ook kan optellen. Net zoals het prachtige ‘smarginatura’,de geestesziekte van de geniale Lila, een voorbode van haar toekomstige verdwijning.

Lila vaagt zichzelf voorgoed van de wereld, haar schrijvende vriendin blijft achter met het woedende gemis en het schuldgevoel: ‘Op 31 december 1958 had Lila haar eerste aanval van smarginatura. De term is niet de mijne, zij heeft hem altijd gebruikt, de gewone betekenis van het woord forcerend. Ze zei dat op die momenten personen en dingen plotseling hun contouren verloren. Pas vele jaren later, op een avond in november 1980 – we waren allebei 36 inmiddels, en getrouwd, en met kinderen – vertelde ze me precies wat er bij die gelegenheid met haar was gebeurd en dat was ook de eerste keer dat ze dat woord gebruikte.’

Elena Ferrante bestaat. Haar verhaal bestaat.

Niemand wist uiteraard wie ze was toen in 1992 haar eerste roman L’Amore molesto (Kwellende liefde) uitkwam. Dat was toen nog normaal bij een literaire debutant, maar bij Elena Ferrante zat er een plan achter. Niemand mocht ooit te weten komen wie ze was.

In 1991 schreef ze de volgende brief aan haar toekomstige uitgevers: ‘Lieve Sandra, Tijdens de laatste aangename ontmoeting met jou en je man Sandro heb je me gevraagd wat ik van plan ben te doen voor de promotie vanL’Amore molesto. Ik ben van plan om helemaal niets te doen. Ik heb al genoeg gedaan voor dit verhaal: ik heb het geschreven. Als het boek iets waard is, zou dat voldoende moeten zijn. Ik zal niet deelnemen aan debatten en congressen, als ze me uitnodigen. Ik zal geen prijzen komen ­ophalen, als ze me die willen geven. Ik zal het boek nooit ergens promoten, zeker nooit op tv, noch in Italië, noch eventueel in het buitenland. Ik zal alleen op schrift bijdrages leveren, maar ook dat zou ik tot het strikt noodzakelijke minimum willen beperken. Deze gelofte heb ik aan mezelf en aan mijn familie­leden afgelegd. Ik hoop dat ik niet gedwongen zal worden om van idee te veranderen. Ik begrijp het als dit problematisch is voor de uitgeverij. Ik heb groot respect voor jullie werk, ik heb jullie direct in mijn hart gesloten, en ik wil jullie op geen enkele manier schade toebrengen. Als jullie dus besluiten om mij niet meer uit te geven, zeg het dan meteen, alle begrip mijnerzijds. Het is ook helemaal niet nodig dat ik dit boek uitgeef. Het is moeilijk voor mij om de redenen achter deze beslissing kenbaar te maken, dat weet je. Ik wil je alleen opbiechten dat het gaat om een kleine weddenschap met mezelf, met mijn overtuigingen. Ik geloof dat boeken hun auteurs helemaal niet nodig hebben, als ze eenmaal zijn geschreven. Als ze iets te vertellen hebben, zullen ze hun lezers eerder of later zelf vinden; als niet, dan niet. (…) Een grote omhelzing, Elena.’

EN ÓF ZE ZICH de afgelopen 24 jaar aan de zwijgplicht hebben gehouden, het Italiaanse uitgevers­echtpaar Sandro en Sandra Ferri van het kleine edizioni e/o. Zo religieus dat het volgens een van de vele ‘wie houdt zich schuil achter Elena Ferrante’-theorieën heel wel mogelijk is dat ze het zelf zijn. Dat zou dan getuigen van een enorme pokerface, om in wezen jezelf te interviewen voor het lentenummer 2015 van The Paris Review. ‘We also have the first-ever-in-person interview with Elena Ferrante!’ meldde ’s werelds belangrijkste literaire blad trots in maart.

Ze kon alleen door haar uitgevers Sandro en Sandra Ferri worden geïnterviewd, want dat zijn immers de enigen die weten wie ze is. En hun dochter, Eva, die mocht ook mee. ‘Ons oorspronkelijke plan was om de wijk die in de ­Neapolitan Novels wordt geschilderd samen met haar te bezoeken, en dan een stuk langs de Golf van Napels met haar te wandelen, maar op het laatste moment veranderde Ferrante van idee wat betreft de wijk. Plaatsen van de geest dienen in boeken te worden bezocht, zei ze. Als je ze in het echt ziet, zijn ze misschien moeilijk te herkennen; ze kunnen teleurstellen, misschien lijken ze zelfs nep.’ Zo begint het lange interview in The Paris Review. Geen woord over wie ze is, maar toch leer je haar op de een of andere manier goed kennen. Je vergeet zelfs dat er iets met een mysterie is.

Ferrante3.jpg

Het gezelschap ontmoette elkaar uiteindelijk op een regenachtige avond in Hotel Royal ­Continental, aan de Golf van Napels, recht tegenover het wereldberoemde Castello dell’Ovo dat uit zee steekt. Alsof je in Amsterdam afspreekt in Krasnapolsky op de Dam. Toeristischer en anoniemer locatie valt niet te verzinnen. ‘Er was geen speciale reden om elkaar in Napels te ontmoeten, maar Ferrante, die om familieredenen even in de stad was, had ons uitgenodigd en wij namen de gelegenheid te baat om de definitieve versie van De geschiedenis van het verloren kind met elkaar te vieren.’

‘Ferrante’s keuze voor de anonimiteit komt voort uit een innerlijke noodzaak, dat weet ik zeker’

Toch maar liever niet in de wijk waar De ­geniale vriendin zich afspeelt. En ook: ‘Ferrante, die om familieredenen even in de stad was.’ Twee mededelingen tussen neus en lippen die van levensbelang zijn. Alle sporen die naar haar identiteit hadden kunnen leiden direct weer uitgewist, zoals in westerns voetsporen in de woestijn direct met een vegertje worden gladgestreken om de vijand om de tuin te leiden.

Ze kan er niet meer wonen, ze kan er altijd gewoond hebben, ze kan er een tijdje terug weer gewoond hebben. Dat is de vrijheid die ze zichzelf met haar anonimiteit heeft verschaft. Elena Ferrante kan bijvoorbeeld ook een oude vrijster zijn die gewoon nog altijd woont in de wijk waar ze geboren is, de Rione Luzzatti, achter het Centraal Station van Napels, in de west-periferie van de stad. De taxichauffeur die, na aanvankelijk ongeloof (‘Rione Luzzatti? Wilt u echt naar Luzzatti? Weet u het zeker?’), zo enthousiast is geworden door mijn verhaal over de Napolitaanse mysterieschrijfster dat hij nu zelfs op deurbellen aan het drukken is, is al zeker dat hij de Heilige Graal heeft gevonden. ‘Kijk dan! A. Ferrante en S. Ferrante! Dat zijn die twee oude zusters waar de kruidenier het over had en die hun hele leven hier hebben gewoond! U zult zien, ze is het!’

Gelukkig zijn ze niet thuis, A. Ferrante en S. Ferrante, of doen ze in ieder geval niet open.

Zeker lijkt het hier behoorlijk op het decor van De geniale vriendin. Desolate, snel verouderde nieuwbouw, ver van alles wat Napels tot Napels maakt. Geen eeuwenoude krappe steegjes met het pittoreske wasgoed over de straat. Geen volks geroezemoes, geuren van borrelende ragù, de legendarische Napolitaanse pastasaus, geen knetterende scooters of geschreeuw. Zelfs criminaliteit is gezellig, in verhouding tot deze saaie, afgebladderde blokkendozen in het niets.

De Italiaanse premier Luigi Luzzatti (1910/1911) was de bedenker van de Italiaanse sociale woningbouw. Na de Tweede Wereld­oorlog lag het centrum van Napels in puin door de bombardementen van de geallieerden, de woningnood was immens, nieuwe wijken werden haastig uit de grond gestampt.

‘Het is de Rione Luzzatti’, had Costanza Curti me de avond tevoren met grote zekerheid gezegd. In 1994 was ze regie-assistente van de door haar man Angelo Curti geproduceerde film L’Amore molesto, naar Ferrante’s eerste boek. ‘Wij hebben haar natuurlijk ook nooit gezien, noch op de set, noch bij de privé-voorvertoning in Rome, noch bij de première in Cannes, waar ze allemaal met grote drang door Mario voor was uitgenodigd’, vertelde Costanza Curti. Tussen de jonge, al gelauwerde Napolitaanse regisseur Mario Martone (35) en de toen vermoedelijk vijftigjarige debutante Ferrante ontspon zich een intense briefwisseling in de maanden die vooraf gingen aan de filmopnamen. Martone had haar zijn script gestuurd, zij ging er tot in de puntjes op in. Vooral de Napolitaanse locaties die Martone had gekozen vond ze heel belangrijk.

‘Ze geeft in L’Amore molesto nog geen precieze aanwijzingen over waar de jeugd van haar hoofdpersoon Delia zich had afgespeeld’, zei Costanza Curti, ‘maar de gevoeligheid van Mario voor Napels maakte dat hij precies aanvoelde wat ze bedoelde. Als je Elena’s brieven leest, zie je hoe blij ze ermee is. De locaties zijn op sfeer en instinct gekozen, want we hadden geen concrete aanwijzingen. Pas twintig jaar later, met De geniale vriendin, maakt ze onomwonden duidelijk waar het zich allemaal heeft afgespeeld. Voor wie Napels kent is er geen twijfel. Het is de wijk Luzzatti, die wordt afgegrensd door de Via Gianturco, een absurde asfaltweg door de periferie die ik toevallig goed ken omdat wij er een decoropslag hebben. De tunnel waardoor de twee vriendinnetjes van De geniale vriendin stiekem uit de wijk ontsnappen om voor het eerst de zee te zien – moet je nagaan: in Napels geboren worden en op je tiende nog nooit de zee hebben gezien! – is de sottopasso di Gianturco, die bestaat nog steeds. Tussen de tunnel en de weg ligt het huidige Chinatown van Napels. Het is geen fijne plek. Zorg dat je er niet alleen heen gaat.’

COSTANZA CURTI ZEGT: ‘Ferrante’s keuze voor de anonimiteit komt voort uit een innerlijke noodzaak, dat weet ik zeker.’ Anderen zien het als een truc. Opvallend genoeg komt kritiek op Elena Ferrante alleen van een aantal (mannelijke) collega’s, verder lijkt niemand in Italië wakker te liggen van haar keuze om onzichtbaar te blijven. Woest was de grote auteur Sandro Veronesi, die toch over succes in binnen- en buitenland ook niets te klagen heeft, en woest was Aldo Busi, een soort Italiaanse Gerard Reve, toen niemand minder dan Roberto Saviano, het Napolitaanse bestsellerfenomeen van Gomorra (tien miljoen wereldwijd verkocht), in februa­ri zijn stads­genote Elena Ferrante kandidaat stelde voor de Premio Strega 2015.

De woede van Veronesi en Busi komt neer op: de Napolitaanse damesromannetjes van Elena Ferrante zijn flut, en alleen het feit dat ze van haar identiteit nu al 23 jaar zo’n heisa maakt, heeft haar tot een internationaal literair fenomeen gemaakt. Busi noemt haar werk ‘het geijkte getokkel op de Napolitaanse mandoline van de eeuwige zogenaamde verliezers’, Veronesi blijft net iets diplomatieker en verwijt haar niets meer dan een ‘marketing-stropop’ te zijn. En hij dreigt zelfs met zijn terugtrekking uit de vierhonderdkoppige Strega-jury als het pseudoniem Elena Ferrante toch officieel kandidaat wordt gesteld, maar hij doet het uiteindelijk dan toch weer niet, zonder verdere uitleg. Een vreemde reactie op een fenomeen dat al eerder kandidaat was gesteld voor de Premio Strega, direct in 1992, met haar debuutroman Kwellende liefde.

Wie er verder in de finale zit: mannen met boeken, die allemaal braaf hun woordje bij hun portretje leverden

Toen had niemand bezwaar, omdat ze nog niet bekend was. Een vrouwtje van een kleine, onbekende uitgeverij die gespecialiseerd is in vertalingen van Oostblok-literatuur, och, die maakte toch geen enkele kans in de van oudsher door de uitgeverskolossen Mondadori en Rizzoli gemonopoliseerde Strega-wedloop. Maar inmiddels, 23 jaar later, is Elena Ferrante een bedreiging geworden. Van wat, eigenlijk? Of van wie?

Ze onttrekt zich aan de spelregels, ze doet niet mee aan de personality-wedloop die iedereen die vandaag iets op de markt hoopt te brengen noodgedwongen moet aangaan. Niet alleen je werk, maar ook hoe je smoel het doet op tv, je handigheid met de sociale media, je gevatheid in 140 tekens tellen mee. Het is misschien toeval, maar Sandro Veronesi en Aldo Busi zijn nou precies twee grootmeesters van de communicatie en buitelen als twee acrobaten door de Italiaanse ether. Dan weer een interview, dan weer een tv-optreden, dan weer een noeste polemiek in een grote krant, ze zijn voort­durend alom aanwezig. Hun boeken die met grote regelmaat uitkomen worden 365 dagen per jaar ondersteund door een permanente persoonlijke pr-campagne die ze afgaat of ze ervoor geboren zijn. Fotogeniek en taalvast leveren ze hun performance pasklaar op maat van de hedendaagse mediawetten, de een altijd in de contramine (Busi), de ander milder en beschouwelijker (Veronesi). Het zijn mannen, ze zien er goed uit, ze hebben succes, ze weten zich te presenteren. Een prestatie die ongetwijfeld veel energie en investering vergt.

ELENA FERRANTE DOET DAT allemaal niet. En toch is ze de sensatie van de komende Strega-prijs op 2 juli. Het ging alleen maar over haar, in de krantenkoppen die volgden op haar kandidatuur bij de laatste vijf die op 10 juni bekend werd gemaakt. ‘Ferrante zit in de finale!’ stond op de voorpagina’s van de Italiaanse kranten. Wie er verder in de finale zit doet er nauwelijks toe. Mannen met boeken, die allemaal braaf hun woordje bij hun portretje leverden op de binnenpagina’s. Maar haar portret was leeg, een silhouet zonder gezicht, spannend en mysterieus. Geen commentaar.

Haar jeugd in Napels heeft ze, schreef ze ooit aan een belangrijke Italiaanse criticus, met veel moeite op zichzelf heroverd. ‘De stad waarin ik ben opgegroeid heb ik lange tijd beleefd als een plek waar ik me voortdurend in gevaar voelde. Het was een stad van plotseling opvlammende ruzies, van klappen en meppen, van makkelijke tranen, van obsceniteiten die ik niet eens durf na te vertellen, van onheelbare breuken en van dusdanig overdreven geëtaleerde gevoelens dat ze onverdraaglijk vals werden. (…)

Maar al geruime tijd kijk ik naar mijn jeugd in Napels door de microscoop. Ik kan met gesloten ogen dwalen door de straten en steegjes terwijl ik in bed lig. Als ik naar Napels terugkeer, heb ik aanvankelijk momenten van ontembare euforie, die in een middag kan omslaan in haat. Ik word opgeslokt door het verleden, verlies weer het gebruik van het woord, voel weer de verstikking, een oud gevoel van ziekte. Ik voel weer wat ik als meisje voelde, de tekens van een algemeen verval dat zich overal heeft verspreid. Een stad als de perverse lokroep van een sirene, die zijn steegjes, oplopende en dalende promenades langs de zee, de vergiftigde schoonheid van de Golf, alleen gebruikt om te verhullen wat het is. Een plek waar de mensen en de dingen hun contouren verliezen, waar je je hoofd verliest, dat ik met veel moeite heb leren gebruiken, door te vluchten. Maar het is hoe dan ook mijn ervaring, alle banden die er werkelijk toe doen in mijn leven liggen daar, ik voel de menselijke rijkdom en de vele complexe lagen van cultuur. Het is me eindelijk gelukt om mezelf Napels niet meer te ontzeggen.’

Wat daarvoor nodig was, weet zij alleen. En misschien ook Roberto ­Saviano (35), die net als Ferrante zijn geluk en zijn ongeluk aan Napels te danken heeft. Hij staat sinds 2006 onder permanente bewaking van de staat en kan geen stap zetten zonder een korps veiligheidsagenten op zijn hielen. ‘Lieve Elena Ferrante’, schreef Saviano op 21 februari in de openbare brief waarmee hij haar kandidaat stelde voor de Premio Strega: ‘Met de tijd heb ik ontdekt dat je gezicht en je lichaam in de strijd gooien – naast je geschreven woorden – ook betekent dat je je vlees en bloed biedt aan je vijanden, die je aan stukken kunnen scheuren. Ik heb ontdekt dat er waarheden bestaan die bijna onmogelijk te onthullen zijn zonder anoniem te blijven. Ik heb ontdekt dat sommige waarheden baat hebben bij een gezicht dat in de schaduw blijft, omdat de dingen die je vertelt dusdanig persoonlijk zijn dat er maar twee opties zijn: of je gaat marchanderen met de waarheid van je verhaal, of je sterft eraan.’


In Nederland verschenen vier romans van Elena Ferrante bij de Wereldbibliotheek. Haar roman De nieuwe achternaam zal in augustus uit­komen


Beeld: (1), (2) en (3) Anna Bonaiuto als Delia in de film L’Amore molesto, 1995 (Foto’s Cesare Accetta)