NRC Handelsblad

De vrouwen blijven de degens kruisen

Elena Ferrante Omhoog gestuwd door The New Yorker en een flinke twitterbries krijgt de Italiaanse Elena Ferrante (een pseudoniem) steeds meer aandacht. Intussen blijkt haar werk verrassend onmodieus.

Foto Thinkstock

Elena Ferrante is een fenomeen. Sinds The New Yorker in 2013 lovend was over haar romans, prijzen Amerikaanse en Engelse media haar werk de hemel in, stijgt de verkoop van haar boeken met de dag en groeit het aantal twitterberichten met de hashtag #Ferrantefever explosief. Ook hier staat Ferrante volop in de aandacht, al heeft ze de bestsellerlijsten nog niet gehaald.

Bijzonder is dat niemand weet wie er achter de naam Elena Ferrante schuil gaat. Vanaf haar eerste roman – laten we aannemen dat het om een vrouw gaat – gaf ze aan dat ze zich niet wilde lenen voor wat voor publicitaire doeleinden dan ook. Haar werk is belangrijk, niet haar persoon. Bij het verschijnen van haar eerste roman, Kwellende liefde, in 1992, liet ze haar uitgever weten dat ze vindt dat boeken, als ze eenmaal geschreven zijn, hun schrijvers niet meer nodig hebben.

Zo’n hype leidt bij de lezer, in ieder geval bij mij, tot voorzichtigheid. Waar komt dit enthousiasme ineens vandaan, wat maakt haar werk dan zo bijzonder? Vorige week verscheen De nieuwe achternaam, het tweede deel van het vierluik dat de ondertitel ‘De Napolitaanse romans’ meekreeg. Twee jaar geleden verscheen De geniale vriendin, het eerste deel, waarin de twee hoofdpersonen van de cyclus, Lila en Elena, worden geïntroduceerd. Lila is de dochter van Fernando Cerullo, een schoenmaker, Elena komt eveneens uit een gezin waar armoe troef is, haar vader is conciërge op het gemeentehuis. De Cerullo’s en de Greco’s zijn maar twee van de vele Napolitaanse families die in deel één, aan de hand van de jongste generatie, worden geportretteerd, een onontwarbare knoop van onderlinge rivaliteit, jaloezie, verliefdheid, geweld en zakelijke belangen. Op de eerste pagina’s lezen we hoe het hele vierluik tot stand is gekomen: Lila is op zesenzestigjarige leeftijd spoorloos verdwenen en heeft alle voorwerpen die aan haar leven herinneren, laten verdwijnen, zelfs van de foto’s waarop ze stond heeft zichzelf afgeknipt. Uit woede begint Elena, wier leven van a tot z met haar verbonden is, hun beider geschiedenis op te schrijven, ‘alles wat ik me ervan herinner, tot in de details’.

Ook deel twee begint met een literaire verdwijntruc. In 1966 krijgt de vertelster, Elena, van haar vriendin, ‘een erg opgewonden Lila’, een metalen doos met acht schriften. Ze kan ze niet langer in haar eigen huis bewaren uit angst dat haar man ze vindt. Haar vriendin moet zweren dat ze de doos nooit zal openmaken. ‘Maar ik zat nog niet in de trein of ik maakte het touw los, haalde de schriften tevoorschijn en begon te lezen’. De schriften bevatten Lila’s leven, een portret van haar vrienden, haar man, haar lerares, ‘alles met onbarmhartige precisie beschreven’. Elena raakt erdoor bezeten, net zoals ze altijd door Lila zelf geobsedeerd was. Haar verhaal brengt haar in vervoering, ze kan niet ophouden erin te lezen, zelfs al wordt ze gekwetst door wat Lila over haar heeft opgeschreven. Op een dag zet ze de doos met schriften op de brugleuning van de Solferinobrug en duwt hem in de rivier, ‘bijna alsof zij, Lila zelf, daar in levenden lijve naar beneden stortte met haar gedachten, haar woorden, met het venijn waarmee ze iedereen altijd lik op stuk gaf’. Het is, net als bij deel één, een ongelooflijk intrigerend begin, waarna de vertelster de draad oppakt waar deel één was geëindigd: bij het huwelijk van Lila, voorbode van ellende.

Ferrantes verhaal – dat dichtbij de auteur zelf moet staan, zo gedetailleerd en eerlijk is het – is onbarmhartig als het leven zelf. Lila en Elena komen uit dezelfde arme wijk, koesteren dezelfde droom die te verlaten en een beter leven op te bouwen. De eerste is één brok passie, ze trouwt maar wil zich niet laten ringeloren door haar hardhandige man die, Napolitaans patriarch als hij is, vindt dat ze hem in alles moet gehoorzamen. De ander, geslotener van aard, gaat voor de studie, tegen alle obstakels en vooroordelen in. De vrouwen blijven de degens kruisen, zijn elkaars bittere rivalen en tegelijkertijd is er niemand die de ander beter begrijpt. Hun keuzes moeten ze bevechten, rauw en ruw als Ferrantes literaire stijl, tegen de stroom in, in de worstfabriek, het echtelijk bed of op het internaat.

Wellicht schuilt hierin haar verleiding en succes: met haar vierluik gaat Ferrante recht in tegen de ‘kosmopolitische’ trend van de hedendaagse wereldliteratuur. Bij haar geen personages met gemakkelijke Engelse namen die nu eens in New York wonen, dan weer in Parijs of Hongkong. Bij haar geen internationale reizen, geen bewust onherkenbaar decor waardoor Amerikaanse , Europese en Aziatische lezers zich er makkelijk in kunnen herkennen. Ferrante concentreert zich op een postzegel die ze uitvergroot tot wereldformaat.